In het veld van kunstmatige intelligentie is doomerism een ingebakken reactie geworden op elke ontwikkeling. Het publiek heeft de neiging om te reageren met apocalyptische angsten, gedreven door zowel een instinctieve weerstand tegen het onbekende als de invloed van films die AI portretteren als een destructieve kracht. Echter, dit doomerism leidt af van de werkelijke risico’s die technologie met zich meebrengt.
De recente oproep voor een zes maanden durend verbod op AI-labowerk, hoewel het waarschijnlijk weinig invloed zal hebben op de ontwikkeling van AI, heeft de conversatie verplaatst naar de mogelijkheid van menselijke uitroeiing. Deze obsessie met catastrofale uitkomsten is niet alleen vruchteloos, maar ondermijnt ook zinvolle discussies over de echte gevaren die technologie met zich meebrengt.
Doomerism is in essentie een vorm van reclame en hype. Het volgt een patroon dat in het verleden is gezien met voorspellingen van technologieën zoals WeWork, cryptocurrencies en het metaversum. Silicon Valley gebruikt vaak het apocalyptische verhaal om zijn belang en relevantie te benadrukken.
Als iemand die sinds 2017 met AI heeft gewerkt en erover heeft gerapporteerd, ben ik talloze overdreven beweringen tegengekomen. Ik heb gehoord over het nakende einde van de vrachtwagenindustrie, China’s bezit van superintelligente AI en zelfs suggesties om medische praktijken zoals radiologie te automatiseren. Om mijn geestelijke gezondheid te behouden te midden van dergelijk doomerism, heb ik het principe aangenomen van “Ik geloof het pas als ik het zie” en “Zodra ik het zie, geloof ik het.”
Hoewel het waar is dat veel ingenieurs in het veld zich aanmelden voor AI-doomerism, ontbreekt het hen vaak aan begrip van de bredere sociale en culturele implicaties van hun uitvindingen. Elon Musk, een prominente ondertekenaar van de open brief, belichaamt deze kloof tussen technologische briljantie en begrip van menselijke relaties. Deze kloof benadrukt de noodzaak van interdisciplinaire perspectieven in het veld van AI.
Er zijn zeker geldige zorgen met betrekking tot AI, maar deze gaan grotendeels verder dan de technologie zelf. Desinformatie en de impact van automatisering op de middenklasse zijn geen nieuwe problemen die door AI worden veroorzaakt; het zijn al lang bestaande politieke en maatschappelijke kwesties. AI kan het genereren van nepinhoud iets gemakkelijker maken, maar de verspreiding van desinformatie blijft de voornaamste uitdaging. De regulering van AI is complex, maar we begrijpen al de sociale gevolgen van platforms zoals sociale media en zouden ons moeten richten op concrete plannen om ze reguleren.
Bovendien gaat de groeiende welvaartskloof vooraf aan de opkomst van AI. In plaats van te fixeren op een AI-apocalyps zouden we de onderliggende problemen van ons economische systeem moeten aanpakken. Doomerism vermijdt handig discussies over de tekortkomingen van het kapitalisme en de moeilijke keuzes die gemaakt moeten worden.
Doomerism biedt geen substantiële oplossingen; de voorstellen zijn vaak vaag en onwerkbaar. Zo’n oproep voor een zes maanden durend verbod op AI houdt bijvoorbeeld geen rekening met de voortdurende vooruitgang en innovatie in het veld. Om het terrein van AI te kunnen navigeren, moeten we voorbij de angst gaan en een gevoel van verwondering omarmen. Laten we AI benaderen met nieuwsgierigheid en verkenning, zoals Jean-Luc Picard in Star Trek, in plaats van toe te geven aan de angstgedreven reactie van de Klingons. Het begrijpen van deze vreemde technologie vereist dat we de ware aard ervan begrijpen voordat we conclusies trekken. Misschien zullen we, door dit te doen, de schoonheid en het potentieel ervan ontdekken.